Le Pommé

Vorig jaar zomer waren we met het gezin in Bretagne aan het kamperen. Ik kocht een Franstalig receptenboek met de beste desserts van Bretagne “Les meilleurs desserts de Bretagne”. Bretonse desserts zijn geen prestigieuze puddingkjes en liflafjes. Het zijn vooral heerlijke eenvoudige taarten en koeken waar het handwerk aan af te zien is.

We gingen appels wildplukken. Of eigenlijk wildrapen. Want ze hangen te hoog om er zonder ladder bij te kunnen. We waren in het Vroege Vogelbos in Almere Haven. Daar staat een rij appelbomen met goudreinetten. Die heb ik gebruikt om deze Bretonse appelkoek van te maken. Ik heb er wat minder suiker in gedaan dan in het originele recept.

180 ml volle melk, op kamertemperatuur
150 g suiker
1 theel. grijs zeezout
2 grote eieren
200 g tarwebloem
2 theel. bakpoeder
180 g gesmolten, afgekoelde roomboter
2 theel. vanillesuiker
500 g appels, schoongemaakt gewicht

Verwarm de oven voor op 180 graden Celsius. Bekleed de bodem van een springvorm met een doorsnede van 25 cm met bakpapier. Kwast de zijkanten in met een beetje boter en strooi er wat bloem op tegen het plakken.

Klop de eieren met de suiker en het zout romig totdat het bijna wit is.

Zeef de bloem samen met het bakpoeder. Voeg de bloem beetje bij beetje toe aan het eiermengsel terwijl je met een houten lepel roert. Als alle bloem opgenomen is, roer dan de boter en de melk erdoor.

Schil de appels en snij ze in grove stukken. Roer de appelstukken door het beslag. Doe het beslag in de springvorm die klaar staat.

Zet de koek 30 minuten in de oven op 180 graden Celsius.

Haal de koek uit de oven en strooi er meteen een beetje vanillesuiker overheen. Laat de koek in de vorm afkoelen.